Onderzoek UAntwerpen: ‘Eten met het gezin zorgt voor gezonder eetpatroon’

Maaike Dijkhof, masterstudente communicatiewetenschappen aan de Universiteit Antwerpen, schreef haar masterscriptie over de factoren die het eetgedrag van kinderen beïnvloeden. Daarin concludeerde ze dat media een belangrijke positieve rol spelen en dat familiemaaltijden ontzettend belangrijk zijn. In haar scriptie onderzocht ze de impact van kookprogramma’s op het eetgedrag van kinderen en hun attitude met betrekking tot gezonde voeding, aan de hand van een kwantitatief experiment.

Een groep kinderen tussen 10 en 12 jaar moest voor en na het kijken naar een kookprogramma een vragenlijst invullen. Hetzelfde werd gevraagd aan een controlegroep, die naar een neutraal tv-programma gekeken had. Het bekijken van het kookprogramma bleek geen invloed te hebben op de attitude van de kinderen ten opzichte van gezonde voeding. Dijkhof: “Een mogelijke verklaring hiervoor is dat de kinderen voor het bekijken van het programma al vrij positief dachten over gezonde voeding, en dat het bekijken van één aflevering hier dus nog weinig invloed op heeft gehad.”

Het bekijken van het programma bleek daarentegen wel een positieve invloed te hebben op het gezonde eetgedrag van de kinderen. Wie in de experimentele groep zat, koos vaker voor het gezonde bedankje (fruit) dan wie in de controlegroep zat. Die kinderen kozen vaker voor het koekje.

In de enquête zat ook een onderdeel waarin gemeten werd in hoeverre de kinderen op dat moment zin hadden in gezonde en ongezonde voedingsproducten. Zowel in de voor- als de nameting hadden de meisjes aanzienlijk meer zin in gezonde voedingsproducten dan de jongens. Volgens Dijkhof sluit deze bevinding goed aan bij eerdere onderzoeken waarin is aangetoond dat meisjes meer waarde hechten aan gezond eten en meer bezig zijn met hun gewicht, zelfs op jonge leeftijd alt. De kinderen die positiever tegenover gezonde voeding staan, blijken ook daadwerkelijk vaker gezonde voedingsproducten te eten. Hetzelfde geldt voor het gezamenlijk eten met de rest van het gezin. Hoe vaker dit gebeurt, hoe vaker de kinderen gezonde voeding eten. Familiemaaltijden zijn dus ontzettend belangrijk.

Toen de kinderen gevraagd werd om zelf hun eetgedrag te beoordelen, bleek dat maar liefst 75% van zichzelf vindt dat hij/zij (heel) gezond eet. De kinderen zijn wel positiever over fruit dan over groenten. Ze vinden de smaak van fruit lekkerder en proberen liever nieuwe soorten fruit uit dan nieuwe soorten groenten. Dat verklaart waarschijnlijk waarom 71% aangeeft dagelijks fruit te eten, maar slechts 58% iedere dag groenten eet.

De meeste kinderen (65%) eten één tot drie keer per maand fastfood, 26% geeft aan één tot twee keer per week fastfood te eten. Opmerkelijk: van de overige 9% eet de helft vaker dan tweemaal per week fastfood, en de andere helft bijna nooit. Ook eten de meeste kinderen één à twee keer per week zoute snacks als chips en nootjes, en vier keer per week tot bijna iedere dag zoete snacks als snoep, koek en ijs.

Dijkhof: “De belangrijkste conclusie uit mijn onderzoek is dat media niet altijd een negatieve impact op het eetgedrag van kinderen hebben. Sommige mediavormen, zoals culinaire tv-programma’s, kunnen juist een positieve bijdrage leveren. Daarnaast heeft dit onderzoek nog maar eens aangetoond hoe belangrijk het is om als gezin samen te eten. Gezamenlijke familiemaaltijden zijn dus niet alleen gezellig, maar zorgen over het algemeen ook voor een gezonder eetpatroon bij kinderen.”

[Foto: Chef Boyardee]

Onderzoek Universiteit Antwerpen naar chattaal: tieners geven Engels graag een eigen tintje, olraajt

Communicatietechnologieën zoals chat en sms worden met enige regelmaat genoemd als een oorzaak van de zogenaamde ’taalverloedering’. Omdat nog nooit op grote schaal onderzocht is hoe de chattaal van Vlaamse tieners er  precies uitziet, waagde Benny De Decker (Universiteit Antwerpen, Departement Taalkunde) zich aan zo’n studie. Voor zijn doctoraat bestudeerde hij spontane en informele chatconversaties van bijna 28.000 Vlaamse jongeren tussen 13 en 20 jaar oud, tussen 2007 en 2013 geproduceerd op MSN (intussen opgegaan in Skype), Facebook Chat en Netlog.

Uit de analyses blijkt dat de stereotiepe kenmerken van internettaal in chatgesprekken van Vlaamse tieners meestal niet erg frequent zijn. Zo komt Leetspeak, waarbij cijfers de plaats van lettertekens innemen (zoals in w8 of suc6), in niet meer dan 1 op de 2.000 woorden voor. Andere spellingswijzigingen, zoals het vervangen van ks door x of van ij door y, passen chatters doorgaans slechts toe op een beperkt aantal woorden: niks, wij en zijn worden soms nix, wy en zyn, maar dat gebeurt zeker niet systematisch.

De Decker noemt het opvallend dat het gebruik van dergelijke chatspeakvormen duidelijk afneemt met de leeftijd. Jongere tieners manipuleren hun spelling vaker dan oudere. Enkel het gebruik van afkortingen (zoals mss en idd) en acroniemen (zoals lol en wtf) blijft min of meer constant. Dat kan erop wijzen dat deze functioneler zijn en daardoor vaste waarden geworden zijn in chattaal, terwijl andere spellingsmanipulaties, zoals Leetspeak, eerder het resultaat van louter speelse taalcreativiteit zijn.

Uit het onderzoek blijkt verder dat, in tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht, echte spel- en tikfouten relatief zeldzaam zijn. Gemiddeld wordt in een chatgesprek slechts één de vijftig woorden onbewust foutief gespeld of getypt. Daar staat wel tegenover dat Vlaamse tieners voor zowat een kwart van de woorden bewust van de standaardspelling afwijken, met de bedoeling spreektaal of regionaal taalgebruik in een geschreven vorm om te zetten.

Vlaamse tieners blijken in hun chattaal ook voortdurend verschillende variëteiten van het Nederlands door elkaar te gebruiken: voornamelijk Standaardnederlands en tussentaal (zoals de informele en spontane spreektaal van heel wat Vlamingen wordt genoemd), en in mindere mate dialect. Dé Vlaamse tussentaal in chatgesprekken bestaat echter niet. Spontaan en informeel online taalgebruik verschilt nog sterk per regio, en zelfs per individuele chatter. Slechts een handvol zogenaamd typische kenmerken worden door tieners uit heel Vlaanderen frequent gebruikt: gij, ge en u(w) in de plaats van jij en je, het weglaten van de eind-t in woordjes als dat, wat en niet, de vorming van het verkleinwoord op -ke (boekske in plaats van boekje) en de toevoeging van een redundant dat na onderschikkende voegwoorden, zoals in de zin ‘Ik weet wie dat er komt’.” Die kenmerken vormen volgens De Decker de homogene kern van Vlaamse tussentaal, maar verder is die variëteit dus (nog?) erg heterogeen: elke regio heeft zijn eigen tussentaal.

Ten slotte bestudeerde De Decker de invloed van het Engels op de chattaal van Vlaamse tieners. Zoals verwacht is die aanzienlijk groot: in één op de acht berichten is ten minste één woord van Engelse oorsprong te vinden. Vlaamse tieners ontlenen nice het vaakst, en ook sucken en dude zijn erg populair. Vaak gaat het ook om terminologie uit de wereld van ICT, games en muziek, waarvoor geen Nederlands equivalent bestaat. Chatters vernederlandsen die Engelse ontleningen soms, bijvoorbeeld door de spelling aan te passen: clean en alright kunnen klien en olraajt worden. Dergelijke speelse innovaties blijven minder frequent dan de originele vormen, maar demonstreren wel dat tieners dat Engels graag een eigen tintje geven.

Samengevat laat Vlaamse tienerchattaal zich het best omschrijven als een genre op zich, maar wel een inherent variabele variëteit, waarin elementen uit standaardtaal, tussentaal, chatspeak en Engels vloeiend gecombineerd worden. De aantrekkingskracht bestaat er vooral in dat jongeren naar hartenlust van de schools aandoende taalnormen kunnen afwijken, kunnen experimenteren met creatief en innovatief taalgebruik en zo het geschreven Nederlands sterk kunnen personaliseren. Chatten heeft dus absoluut een schrijftaalrevolutie teweeggebracht, aldus De Decker.

[Bron: persbericht, gevonden dankzij HLN; afbeelding via Adeevee]

Onderzoek Universiteit Antwerpen: ‘Actief op sociale media door behoefte aan contact met offline relaties’

Sociale media zijn niet meer weg te denken uit het leven van jongeren en dus wordt er veel onderzoek naar gedaan. Onlangs las je al gegevens uit de VS, nu uit België. De onderzoeksgroep MIOS (Media & ICT in Organisations & Society), verbonden aan het Departement Communicatiewetenschappen van de Universiteit Antwerpen, voerde een grootschalig onderzoek uit bij 1.743 Vlaamse jongeren tussen de 12 en 18 jaar. De belangrijkste resultaten zijn gevat in onderstaande tien vragen en antwoorden.

1. Hoeveel jongeren zijn actief op sociale media?
Negen jongeren op tien hebben minstens één account op een online profielpagina. Met 90% is Facebook de absolute marktleider, voor Twitter (24%),  Netlog (9%), Hyves (3%) en Myspace (2%).

2. Waarom zijn ze actief op sociale media?
De behoefte aan contact met anderen die men uit het offline leven kent, is het hoofdmotief om actief te zijn op sociale netwerksites; 92% houdt zo contact met vrienden die ze zelden zien, 81% met familieleden, en 89% gebruikt Facebook en co om afspraken te plannen met vrienden die ze vaak zien. Zo’n zes op de tien jongeren (58%) zijn bevriend met hun ouder(s), meer meisjes dan jongens. Iets minder dan de helft (47%) denkt online nieuwe contacten te kunnen leggen, 13% gebruikt de sites wel eens om te flirten, 8% om een romantische relatie te starten. Opvallend: 72% van de jongeren geeft toe dat ze soms op hun profielpagina actief zijn uit verveling.

3. Hoe vaak zijn ze actief?
Een op de tien jongeren post dagelijks een statusupdate (11%), terwijl een vierde (26%) dit wekelijks doet en een derde maandelijks (33%). De studie onthult enkele verschillen in postgedrag op basis van gender en studieniveau. Meisjes posten frequenter een statusupdate dan jongens.

4. Leggen ze contact met onbekenden?
Vier op de tien tieners (38%) stellen nooit te surfen naar profielen van gebruikers die niet op hun vriendenlijst staan, 36% doet dit maandelijks, 19% wekelijks en 6% dagelijks. Oudere tieners gaan actiever en frequenter op zoek naar profielen van andere profielgebruikers. Voor een meerderheid van jongeren bieden sociale netwerksites ook mogelijkheden om buiten hun vriendenkring op zoek te gaan naar anderen waarmee ze iets gemeenschappelijk hebben.

5. Met wie delen ze welke informatie?
Wat het delen van persoonlijke gegevens betreft, stellen we vast dat negen op de tien jongeren (95%) zeggen dat ze hun echte identiteitsgegevens meedelen (bv. voornaam, familienaam). Ongeveer de helft (46%) deelt het gsm-nummer mee en iets meer dan zes op tien (64%) hun woonplaats. Een meerderheid van de jongeren beperken de toegang tot deze profielinformatie tot hun vrienden. Meisjes springen duidelijk voorzichtiger om dan jongens met het vrijgeven en toegankelijk maken van persoonlijke informatie.

6. Hoeveel vrienden hebben ze?
Ongeveer één op acht jongeren (12%) stelt dat ze minder dan 100 vrienden hebben op de sociale netwerksite die ze het meest gebruiken. Voor een derde (34%) schommelt de grootte van het vriendennetwerk tussen de 100 en de 300 vrienden. Een vierde (27%) heeft tussen de 300 en 500 contacten op hun vriendenlijst. Zo’n 21% claimt meer dan 500 contacten te hebben. Het onderzoek toont aan dat het aantal contacten toeneemt met de leeftijd van tieners. 

7. Kennen ze hun vrienden ook in de echte wereld?
Een derde van de jongeren stelt dat ze alle contacten op hun vriendenlijst al eens ontmoet hebben (35%). Dit resultaat impliceert dat 65% van de jongeren contactpersonen heeft in hun vriendenlijst die ze nog nooit ontmoet hebben. Ongeveer een op drie (37%) schat dat maximaal 10% van hun vriendenlijst bestaat uit personen die ze nooit ontmoet hebben. Dit daalt tot bijna één tiende (13%) van de jongeren die schatten dat 10 tot 20% van hun profielvrienden onbekenden zijn. Ongeveer een tiende (10%) van de ondervraagde jongeren beweren dat 20 tot 40% van hun profielvrienden onbekenden zijn. Een kleine 4% stelt dat meer dan 40% van hun vriendenlijst bestaat uit personen die ze nog nooit ontmoet hebben. Meer meisjes dan jongens vinden het geen goed idee om vriendschapsverzoeken te aanvaarden van personen die ze nog nooit ontmoet hebben.

8. Doen Vlaamse jongeren aan cyperpesten?
Van de jongeren die actief zijn op sociale netwerksites geeft 10% toe dat ze al een profielsite hebben gebruikt om iemand te pesten. Significant meer jongens (13%) dan meisjes (8%) geven toe dat ze ooit al gecyberpest hebben via een profielpagina. Daderschap stijgt met de leeftijd tot 16 jaar, om daarna te dalen (8% van de twaalfjarigen, 13% van de zestienjarigen, 10% van de achttienjarigen).

9. Hoeveel jongeren werden al eens het slachtoffer van pestgedrag op sociale netwerksites?
Eén op de zes jongeren (16%) is al het slachtoffer geweest van cyberpesten op profielsites. Meisjes (19%) stellen meer het slachtoffer geweest te zijn van cyberpesten dan jongens (13%). Zo’n 51% van de jongeren meent al een vorm van cyberpesten gezien te hebben op een sociale netwerksite. Slachtoffers van cyberpesten hebben significant meer dan niet-slachtoffers vriendschapsverzoeken van vreemden aanvaard. Gepeste jongeren communiceren ook frequenter met online contacten die ze nooit zelf ontmoet hebben.

10. Wie doet aan ‘ontvrienden’ of werd al ‘ontvriend’?
Zo’n acht op de tien jongeren (77%) hebben al iemand geschrapt uit hun vriendenlijst. Voor vier op de tien (44%), beperkt zich dit tot maximaal tien personen. Ongeveer 15% schat dat ze al tussen de tien en twintig personen verwijderd hebben uit hun vriendenlijst. Voor minder dan een op de tien (6%) schommelt dit tussen de twintig en dertig. Ten slotte heeft één op de tien (12%) al meer dan dertig personen uit de vriendenlijst geschrapt. Wat betreft het zelf ontvriend worden door iemand anders, komt uit deze studie naar voor dat zo’n een op vier jongeren (24%) niet weet of zij al ‘ontvriend’ werden. Vier op de tien (42%) is ervan overtuigd dat dit niet gebeurde. Zo’n derde denkt dat dit minstens één of meermaals gebeurde (33%).

Kids en Jongeren Marketing blog website is van Euroforum BV. Privacy statement | Cookie statement | Copyright © 2021