Nibud-onderzoek: ‘70% van de kinderen op de basisschool krijgt zakgeld’

Het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) vindt dat in principe ieder kind zakgeld nodig heeft, omdat het daarmee leert omgaan met geld. Het instituut adviseert om rond zes jaar met zakgeld te beginnen. Uit het Nibud Kinderonderzoek 2013* (pdf) blijkt zo’n 45% van alle vijfjarigen al zakgeld te krijgen. Het Nibud is verrast over dit hoge percentage en had niet verwacht dat zoveel ouders al aan hun vijfjarigen zakgeld geven. In totaal krijgt 70% van de kinderen op de basisschool zakgeld.

Het Nibud is verbaasd over het hoge percentage tienjarigen dat nog geen zakgeld krijgt: 19%. De belangrijkste reden voor deze ouders om geen zakgeld te geven is dat zij vinden dat hun kind geen zakgeld nodig heeft, omdat zij alles voor hun kind betalen.

Eén op de zes tienplussers is nog op geen enkele manier met geld bezig. Ze spelen niet met geld, tellen hun geld niet en vinden het niet leuk om zelf iets te kopen. Dit gebeurt met name bij kinderen die geen zakgeld krijgen. Maar liefst 13% van de tienplussers denkt dat geld onbeperkt uit de geldautomaat komt. Het Nibud vindt ouders die geen zakgeld geven  onverstandig. Kinderen met zakgeld kunnen de waarde van geld en producten beter inschatten, kopen vaker zelf dingen van hun eigen geld en maken vaker een spaarplan. Zo leren ze keuzes maken en planmatig met geld om gaan. De twee belangrijkste redenen van ouders om geen zakgeld te geven zijn: het kind is nog niet met geld bezig (25%) en zakgeld is overbodig omdat de ouder alles betaalt (20%).

De meeste kinderen krijgen iedere week zakgeld. Een kind van vijf krijgt doorgaans € 0,50 per week. Een kind van elf jaar € 2,-. De hoogte van het inkomen van de ouders blijkt niet van invloed op de hoogte van het zakgeld. Wel denkt een kwart van de ouders met een inkomen beneden modaal minder zakgeld te geven dan gemiddeld. Het onderzoek van het Nibud wijst echter uit dat deze gedachte ongegrond is. Het Nibud benadrukt in het onderzoek dat je niet te weinig zakgeld kunt geven. Belangrijker is dat het zakgeld op een vast moment wordt gegeven en dat er afspraken zijn gemaakt over wat het kind wel en niet mag doen met het geld. Zo leert een kind keuzes maken met een vast budget. Nu krijgt driekwart van de kinderen op een vast moment zakgeld. Eén op drie kinderen is volledig vrij in het besteden van het geld. Dit laatste vindt het Nibud een gemiste kans. Kinderen moeten juist leren dat een bepaald gedeelte van het geld is bedoeld voor bijvoorbeeld cadeautjes of om mee te sparen, daardoor leren kinderen planmatig met geld om te gaan.

hoogte zakgeld

Bijna tweederde (64%) van de tienplussers heeft een mobiele telefoon. Meestal betalen de ouders alle kosten, tenzij er een overschrijding van het afgesproken bedrag plaats vindt. De meeste 10- en 11- jarigen zijn zo’n vijf euro per maand kwijt aan telefoonkosten. Driekwart van de ouders hebben met hun kind afgesproken wat het wel en niet met de telefoon mag doen. Een minderheid (45%) heeft afspraken gemaakt over wie de telefoon betaalt als deze kapot gaat of kwijtraakt. Het Nibud raadt ouders aan ook daar afspraken over te maken, omdat kinderen op die manier leren dat je geld moet reserveren voor het vervangen van spullen als ze kapot gaan of aan vervanging toe zijn.

Ouders spelen door hun eigen (financiële) opvoeding, houding en gedrag een belangrijke rol bij het geldgedrag van hun kinderen. Uit het Nibud-kinderonderzoek blijkt dat ouders die meer op de korte termijn zijn gericht, minder vaak zakgeld geven en dat hun kinderen minder vaak sparen dan kinderen van ouders die meer op de lange termijn zijn gericht. (64% versus 71% ). Het Nibud vindt het positief om te zien dat de meeste ouders altijd aanwezig zijn als hun kind een aankoop doet en het begeleiden bij het pinnen. De meeste ouders geven hun kind stapsgewijs meer vrijheid bij het omgaan met geld.

De populairste uitgavenpost van kinderen is kleine ‘speeltjes’ (accessoires/gadgets), dit geldt voor alle leeftijden. De helft van de kinderen wil graag spullen hebben die zij op de televisie zien.

uitgaven

invloed reclame

Uit het Nibud-kinderonderzoek blijkt ook dat 47% van basisschoolleerlingen een eigen bankrekening heeft. Hoe ouder hoe vaker ze dat hebben. Van de kinderen van 10 jaar en ouder heeft 63% een eigen bankrekening, een kwart heeft een pinpas en 15% pint weleens. Het Nibud stelt dat kinderen vanaf hun twaalfde in staat moeten zijn te leren pinnen. Wel vindt het Nibud belangrijk dat kinderen al eerder leren omgaan met digitaal geld en zou het Nibud graag zien dat meer kinderen van tien jaar en ouder een eigen bankrekening hebben. Bovendien zou het leerzaam zijn als kinderen ook zelf hun bankrekening en afschrijvingen  (leren) bekijken, nu doet 60% van de kinderen met een bankrekening dat niet.

*Het Nibud-kinderonderzoek 2013 is representatief voor alle kinderen op de basisschool. Voor dit onderzoek zijn 1.622 ouders van kinderen tussen 5 en 12 jaar die op de basisschool zitten ondervraagd. De ouders zijn geworven via het Opinieland panel van Survey Sampling International (SSI). De veldwerkperiode liep van 31 mei tot en met 10 juni 2013. Het onderzoek tot stand gekomen met hulp van de ING.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Congres Kids en Jongeren website is van Euroforum BV. Privacy statement | Cookie statement | Copyright ©2024